Néerlandais modifier

 

Adjectif modifier

Forme Positif Comparatif Superlatif
Forme indéclinée zwaar zwaarder zwaarst
Forme déclinée zware zwaardere zwaarste

zwaar \Prononciation ?\

  1. Lourd, pesant.
    • een zware training : un entraînement dur.
    • een zware verkoudheid : un gros rhume.
    • in gevallen van zeer zware bedrijfsomstandigheden en cas d’utilisation très dure.
    • bij zwaar weer : par gros temps.
    • het zwaarste is achter de rug : le plus difficile est fait.

Adverbe modifier

zwaar \Prononciation ?\

  1. Lourdement.
    • alles valt hem zwaar : tout lui coûte.
    • zwaar worden : s’alourdir, (Personne) prendre du poids.
    • (Technique) het zwaar lopen : le grippage.

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,7 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]