zwenken
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Verbe modifier
zwenken \Prononciation ?\ intransitif
- virer
- De bus zwenkte ineens naar links.
- Le bus vira subitement à gauche.
- De bus zwenkte ineens naar links.
- pivoter
- De wieltjes van de bureaustoel kunnen alle kanten op zwenken.
- Les roulettes de la chaise de bureau peuvent pivoter dans tous les sens.
- De wieltjes van de bureaustoel kunnen alle kanten op zwenken.
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,3 % des Flamands,
- 95,6 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « zwenken [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]