Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Du français atomiser.

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik atomiseer atomiseerde
jij atomiseert
hij, zij, het atomiseert
wij atomiseren atomiseerden
jullie atomiseren
zij atomiseren
u atomiseert atomiseerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben atomiserend geatomiseerd

atomiseren \nl\ transitif

  1. Atomiser.
  2. (Sens figuré) Forcer l’individualisation.

Synonymes modifier

Prononciation modifier