Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de deel et nemen.

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik neem deel nam deel
jij neemt deel
hij, zij, het neemt deel
wij nemen deel namen deel
jullie nemen deel
zij nemen deel
u neemt deel nam deel
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben nemen deeld deelgenomen

deelnemen \Prononciation ?\ intransitif

  1. Participer, prendre part.

Synonymes modifier

Quasi-synonymes modifier

Apparentés étymologiques modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.


Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]