eigendom
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Nom commun 1 modifier
eigendom masculin (Indénombrable)
- Propriété.
- blote eigendom : nue-propriété
- intellectuële eigendom : propriété littéraire et artistique
- Nationaal instituut voor de industriële eigendom : Institut National de la Propriété Industrielle, I.N.P.I.
- in onverdeelde eigendom : par indivis
- bezwaarde eigendom : propriété grevée
- volle eigendom : pleine propriété
- gemeenschappelijke eigendom : copropriété
Nom commun 2 modifier
| Pluriel |
|---|
| eigendommen |
eigendom neutre
- Possession, bien propre.
- eigendom zijn van : appartenir à
Synonymes modifier
propriété
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,8 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- Pays-Bas : écouter « eigendom [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]