Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Dérivé par préfixation de halen .

Verbe modifier

herhalen transitif

Présent Prétérit
ik herhaal herhaalde
jij herhaalt
hij, zij, het herhaalt
wij herhalen herhaalden
jullie herhalen
zij herhalen
u herhaalt herhaalde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben herhalend herhaald
  1. Répéter.
  2. Redire.

Synonymes modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]