Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik pomp in pompte in
jij pompt in
hij, zij, het pompt in
wij pompen in pompten in
jullie pompen in
zij pompen in
u pompt in pompte in
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben pompen ind ingepompt

inpompen \Prononciation ?\ transitif

  1. Pomper (dans).
    • (Sens figuré) iemand iets inpompen
      enfoncer quelque chose dans la tête à quelqu’un
  2. (Économie) Injecter.
    • geld in een bedrijf inpompen
      injecter de l’argent dans une entreprise

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 94,4 % des Flamands,
  • 88,3 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]