míj
Forme de pronom
modifiermíj \mɛj\
- Forme emphatique de mij.
Maar zíj leefde, en ze moest wat doen. Ze zette de radio aan, ze las de krant, keek televisie. „Ik heb nooit gedacht: waarom is dit míj overkomen? Ik dacht eerder: waarom zou het mij níet overkomen? Er is zoveel ellende, zoveel leed.”
— (« ‘Waarom zou dit mij níet overkomen?’ », dans NRC Handelsblad, 21 octobre 2000 [texte intégral])
Notes
modifier- L’orthographe de 1996 préconise la graphie míj́, si techniquement possible.