Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Dérivé par préfixation de zicht.

Nom commun modifier

Nombre Singulier Pluriel
Nom opzicht opzichten
Diminutif opzichtje opzichtjes

opzicht \Prononciation ?\ neutre

  1. Surveillance, inspection.
    • Onder iemands opzicht staan
      Être sous la surveillance de quelqu’un
  2. Rapport, égard.
    • In dit opzicht
      À cet égard
    • In technisch opzicht
      Au plan technique
    • Uit menselijk opzicht
      Par respect humain

Synonymes modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,3 % des Flamands,
  • 94,7 % des Néerlandais.


Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]