Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Dérivé par préfixation de gieten.

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik vergiet vergoot
jij vergiet
hij, zij, het vergiet
wij vergieten vergoten
jullie vergieten
zij vergieten
u vergiet vergoot
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben vergietend vergoten

vergieten

  1. Verser.

Synonymes modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 93,0 % des Flamands,
  • 94,6 % des Néerlandais.


Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]