vloeiend
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Participe présent de vloeien « couler ».
Adjectif modifier
Forme | Positif | Comparatif | Superlatif |
---|---|---|---|
Forme indéclinée | vloeiend | vloeiender | vloeiendst |
Forme déclinée | vloeiende | vloeiendere | vloeiendste |
Forme partitive | vloeiends | vloeienders | — |
vloeiend \Prononciation ?\
Adverbe modifier
- Avec fluidité, couramment.
Hij spreekt vloeiend twaalf talen.
- Il parle couramment douze langues.
Synonymes modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,1 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « vloeiend [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]