vooruit
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Adverbe modifier
vooruit \Prononciation ?\
- En avant.
borst vooruit
- les seins pointés
vooruit brengen, komen
- avancer
hij is ons een heel eind vooruit
- il a une belle avance sur nous
recht vooruit
- tout droit
vooruit, opstaan!
- allez, debout !
en vooruit maar!
- et vogue la galère !
Vooruit! Slechts een uurtje.
- Allez ! Juste une petite heure.
Dérivés modifier
- vooruitblikken
- vooruitbestellen
- vooruitbetalen
- vooruitdenken
- vooruitgaan
- vooruitgang
- vooruithelpen
- vooruitkijken
- vooruitkomen
- vooruitlopen
- vooruitrijden
- vooruitschieten
- vooruitschuiven
- vooruitsnellen
- vooruitspoelen
- vooruitspringen
- vooruitsteken
- vooruitstreven
- vooruitstrevend
- vooruitwerpen
- vooruitzetten
- vooruitzicht
- vooruitzien
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 98,4 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « vooruit [Prononciation ?] »
Synonymes modifier
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]