wissel
Afrikaans modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Verbe modifier
wissel \Prononciation ?\
Synonymes modifier
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Nom commun modifier
| Nombre | Singulier | Pluriel |
|---|---|---|
| Nom | wissel | wissels |
| Diminutif | wisseltje | wisseltjes |
wissel \ʋɪ.sǝl\ masculin
- Lettre de change, traite.
een wissel betaalbaar aan toonder
- une traite payable au porteur
- Changement, variation.
- (Commerce) Change.
- (Chemin de fer) Aiguillage.
- De ploegen van Infrabel werkten de voorbije nacht om de schade te herstellen. Ook komende nacht wordt er nog verder gewerkt aan de wissel en aan de stabiliteit van de twee sporen. — (« Ook zaterdag nog hele dag spoorhinder door werken aan wissel in Brussel-Noord », sur Bruzz.be, le 16 janvier 2020 → lire en ligne)
Synonymes modifier
- wisselbrief (1)
- spoorwissel (4)
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,0 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « wissel [ʋɪ.sǝl] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]