Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Dérivé par préfixation de scholen.

Verbe modifier

herscholen \Prononciation ?\ transitif

Présent Prétérit
ik herschool herschoolde
jij herschoolt
hij, zij, het herschoolt
wij herscholen herschoolden
jullie herscholen
zij herscholen
u herschoolt herschoolde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben herscholend herschoold
  1. Recycler.
    • Zich herscholen.
      Se recycler, se reconvertir.

Synonymes modifier

Apparentés étymologiques modifier

Vocabulaire apparenté par le sens modifier

Prononciation modifier