hypotheek
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun modifier
| Pluriel |
|---|
| hypotheken |
hypotheek \Prononciation ?\ féminin
Dérivés modifier
- annuïteitenhypotheek
- beleggingshypotheek
- groeihypotheek
- halalhypotheek
- hypotheekadviseur
- hypotheekaftrek
- hypotheekakte
- hypotheekbank
- hypotheekbewaarder
- hypotheekcrisis
- hypotheekgarantie
- hypotheekgever
- hypotheekhouder
- hypotheeknemer
- hypotheekrecht
- hypotheekregister
- hypotheekrente
- hypotheekverklaring
- hypotheekverzekering
- hypotheekwet
- krediethypotheek
- levenhypotheek
- spaarhypotheek
- tophypotheek
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,2 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- Pays-Bas : écouter « hypotheek [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]