Espagnol modifier

Forme de verbe modifier

Voir la conjugaison du verbe oler
Subjonctif Présent que (yo) olieren
que (tú) olieren
que (vos) olieren
que (él/ella/usted) olieren
que (nosotros-as) olieren
que (vosotros-as) olieren
que (os) olieren
(ellos-as/ustedes) olieren
Imparfait (en -ra) que (yo) olieren
que (tú) olieren
que (vos) olieren
que (él/ella/usted) olieren
que (nosotros-as) olieren
que (vosotros-as) olieren
que (os) olieren
(ellos-as/ustedes) olieren
Imparfait (en -se) que (yo) olieren
que (tú) olieren
que (vos) olieren
que (él/ella/usted) olieren
que (nosotros-as) olieren
que (vosotros-as) olieren
que (os) olieren
(ellos-as/ustedes) olieren
Futur que (yo) olieren
que (tú) olieren
que (vos) olieren
que (él/ella/usted) olieren
que (nosotros-as) olieren
que (vosotros-as) olieren
que (os) olieren
(ellos-as/ustedes) olieren

olieren \oˈlje.ɾen\

  1. Troisième personne du pluriel du futur du subjonctif de oler.

Prononciation modifier