aangebouwd
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Du verbe aanbouwen.
Forme de verbe modifier
aangebouwd \Prononciation ?\
- Participe passé du verbe aanbouwen.
Adjectif modifier
aangebouwd \Prononciation ?\
- Attenant.
- een aangebouwde schuur : une remise attenante.
- een aangebouwd afdak : un appentis accolé.
- (Technique) Rapporté.
- een aangebouwd onderdeel : une pièce rapportée.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « aangebouwd [Prononciation ?] »