aankopen
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Verbe modifier
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | koop aan | kocht aan |
jij | koopt aan | |
hij, zij, het | koopt aan | |
wij | kopen aan | kochten aan |
jullie | kopen aan | |
zij | kopen aan | |
u | koopt aan | kocht aan |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | kopen aand | aangekocht |
aankopen \an.ko:.pə:\ transitif
Quasi-synonymes modifier
Hyponymes modifier
Apparentés étymologiques modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,2 % des Flamands,
- 99,6 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- Pays-Bas : écouter « aankopen [ˈan.ko.pə(n)] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]