Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de la particule séparable aan et du verbe persen (« presser »).

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik pers aan perste aan
jij perst aan
hij, zij, het perst aan
wij persen aan persten aan
jullie persen aan
zij persen aan
u perst aan perste aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben aanpersend aangeperst

aanpersen \Prononciation ?\ transitif

  1. Comprimer contre quelque chose.
    • De melk staat nu tegen een dichte klep aan te persen.
      Le lait fait pression maintenant contre une vanne fermée.

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 70,7 % des Flamands,
  • 70,0 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]