hout
Arabe tchadien modifier
Étymologie modifier
- (Date à préciser) Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun modifier
hout \Prononciation ?\
- Poisson.
alyom nidora nakoul hout
- Aujourd'hui j'ai envie de manger du poisson.
Prononciation modifier
→ 
Prononciation audio manquante. (Ajouter un fichier ou en enregistrer un avec Lingua Libre 
)
: Hout
Afrikaans modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun modifier
hout \Prononciation ?\
- Bois.
Prononciation modifier
- Afrique du Sud (Johannesbourg) : écouter « hout [Prononciation ?] »
Frison modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun modifier
hout \Prononciation ?\
- Bois.
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun modifier
hout \ɦɑʊ̯t\ neutre (Indénombrable)
- Bois (matière ligneuse).
Een stukje hout.
- Un morceau de bois.
- (Sens figuré) Een advies dat hout snijdt. (littéralement : un conseil qui coupe du bois)
- des préconisations pertinentes
- (Sens figuré) Een argument dat hout snijdt.
- Un argument qui porte.
- (Sens figuré) Iets op eigen houtje doen.
- Faire cavalier seul.
- (Musique) Famille d’instruments à vent de bois.
Antonymes modifier
- famille d’instruments
Dérivés modifier
- aanmaakhout
- achterhout
- adelaarshout
- afsnijhout
- agallochehout
- akkermaalshout
- amarilhout
- appelhout
- azijnhout
- balsahout
- barghout
- bastjeshout
- bekistingshout
- berghout
- berkenhout
- berkhout
- bestekhout
- beukenhout
- bijlhout
- bitterhout
- bladhout
- blindhout
- boeghout
- booghout
- boomhout
- bouwhout
- brandhout
- brazielhout
- breekhout
- breihout
- bromhout
- bruyèrehout
- buksboomhout
- bukshout
- bulsinghout
- bulsterhout
- campêchehout
- cederhout
- coromandelhout
- dennenhout
- djatihout
- doodhout
- drijfhout
- dwarshout
- ebbenhout
- eikenhout
- elgjeshout
- elzenhout
- esdoornhout
- essenhout
- fernambukhout
- fernhout
- fisethout
- flokhout
- geelhout
- geriefhout
- gladhout
- greenhout
- grenenhout
- griendhout
- groenhout
- grondhout
- groothout
- haanhout
- hakhout
- halfhout
- halfhouts
- halshout
- hardhout
- harthout
- hechthout
- helmhout
- hoephout
- honderdhout
- houtachtig
- houtakker
- houtalcohol
- houtappel
- houtarm
- houtbestand
- houtbij
- houtblaasinstrument
- houtblazer
- houtblok
- houtboard
- houtbok
- houtboor
- houtbouw
- houtbranden
- houtcel
- houtcellulose
- houtcomposiet
- houtconcessie
- houtconstructie
- houtdraad
- houtdraaibank
- houtdraaibeitel
- houtdraaier
- houtdruk
- houtduif
- houten
- houterig
- houtfrees
- houtgas
- houtgeest
- houtgewas
- houtgraniet
- houtgraveur
- houtgravure
- houtgrond
- houthakken
- houthandel
- houthandelaar
- houthaven
- houthoudend
- houtig
- houtindustrie
- houtkachel
- houtkade
- houtkant
- houtkap
- houtkever
- houtland
- houtlijm
- houtluis
- houtmeel
- houtmijt
- houtmolm
- houtnerf
- houtomzet
- houtopstand
- houtoven
- houtpapier
- houtpulp
- houtrasp
- houtring
- houtschaaf
- houtschroef
- houtsculptuur
- houtsingel
- houtskool
- houtsmuller
- houtsnede
- houtsnijden
- houtsnijkunst
- houtsnijwerk
- houtsnip
- houtsoort
- houtspaan
- houtspaander
- houtstand
- houtsteen
- houtstof
- houtteer
- houtvat
- houtverband
- houtverbinding
- houtverduurzaming
- houtverkoop
- houtvester
- houtvezel
- houtvlot
- houtvrij
- houtvuur
- houtwal
- houtweefsel
- houtwerk
- houtwerker
- houtwesp
- houtwol
- houtworm
- houtzaag
- houtzaagmolen
- houtzagerij
- ijzerhout
- jammerhout
- jarrahout
- jeneverhout
- kajatenhout
- kalambakhout
- kamferhout
- kamhout
- kaneelhout
- kanthout
- kaphout
- karveelhout
- karvielhout
- kastanjehout
- kattenhout
- kernhout
- kersenhout
- kienhout
- kistenhout
- klaphout
- kleedhout
- kleinhout
- kloosterhout
- klophout
- kluifhout
- knuppelhout
- kolfhout
- kophout
- kopshout
- kornoeljehout
- kreupelhout
- kromhout
- kruishout
- kurkhout
- kwassiehout
- kweerhout
- langshout
- letterhout
- lieshout
- likhout
- lindehout
- loofhout
- luciehout
- maashout
- mahoniehout
- mangelhout
- maserhout
- mazelhout
- meppelhout
- meubelhout
- mijnhout
- naaldhout
- nagelhout
- notenhout
- olijvenhout
- onderberghout
- onderhout
- opleghout
- overhout
- palissanderhout
- palmhout
- perenhout
- pernambukhout
- pershout
- pijlhout
- pijnhout
- pijphout
- planthout
- ploeghout
- pokhout
- populierenhout
- provinciehout
- pruimenbomenhout
- pruimenhout
- purperhout
- raamhout
- rantsoenhout
- rijphout
- rijshout
- rijswaardenhout
- ringhout
- ritshout
- rolhout
- rondhout
- roodhout
- roosterhout
- rozenhout
- rubberhout
- ruighout
- sandelhout
- sappanhout
- sassafrashout
- satijnhout
- schaarhout
- scheerhout
- scheghout
- schelhout
- schilhout
- sjorhout
- slaghout
- sleephout
- slemphout
- slikhout
- slothout
- snoeihout
- spaanhout
- spalhout
- spanhout
- spinthout
- sporkehout
- sprokkelhout
- staathout
- stalhout
- stamhout
- steigerhout
- stinkhout
- stoofhout
- stophout
- stukhout
- talhout
- teakhout
- telhout
- timmerhout
- trekhout
- triplexhout
- tuinhout
- vademhout
- vathout
- veneerhout
- venkelhout
- verceelhout
- verfhout
- vlechthout
- vlierhout
- vloekhout
- vlothout
- voeghout
- vonkhout
- voorhout
- vruchthout
- vurenhout
- waaibomenhout
- wakelenhout
- wanehout
- wanhout
- weichselhout
- werkhout
- werphout
- wervelhout
- wilgenhout
- wishout
- without
- woelhout
- wortelhout
- wrakhout
- wrijfhout
- zaathout
- zachthout
- zebrahout
- zeephout
- zoethout
- zonnehout
- zwenghout
- zwikhout
Vocabulaire apparenté par le sens modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,0 % des Flamands,
- 99,1 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « hout [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]