aansprakelijkheidsverzekering

Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de aansprakelijkheid (« responsabilité ») et de verzekering (« assurance »).

Nom commun modifier

Nombre Singulier Pluriel
Nom aansprakelijkheidsverzekering aansprakelijkheidsverzekeringen
Diminutif aansprakelijkheidsverzekeringetje aansprakelijkheidsverzekeringetjes

aansprakelijkheidsverzekering \Prononciation ?\ féminin

  1. Assurance de responsabilité.
    • aansprakelijkheidsverzekering voor automobilisten : assurance (automobile) au tiers.
    • Hij heeft een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
      Il a souscrit une assurance de responsabilité civile.

Apparentés étymologiques modifier

Prononciation modifier

Voir aussi modifier

Références modifier