Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de la particule inséparable be- et du verbe lasteren.

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik belaster belasterde
jij belastert
hij, zij, het belastert
wij belasteren belasterden
jullie belasteren
zij belasteren
u belastert belasterde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben belasterend belasterd

belasteren \Prononciation ?\ transitif

  1. Calomnier, diffamer.

Synonymes modifier

Dérivés modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 78,5 % des Flamands,
  • 85,4 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]