besmetting

Néerlandais

Étymologie

besmetten + -ing

Nom commun

Nombre	Singulier	Pluriel
Nom	besmetting	besmettingen
Diminutif	besmettinkje	besmettinkjes

besmetting \bəˈsmɛtɪŋ\ féminin

1. Contagion, infection, contamination
   • Wij raden u ten zeerste aan niet naar de wachtkamers van de spoedgevallendienst of van uw arts te gaan om het risico op besmetting van andere patiënten te vermijden.

     Nous vous recommandons fortemment de ne pas vous rendre dans les salles d'attente des services d’urgence ou de votre médecin afin de ne pas risquer de contaminer les autres patients.

Dérivés

• besmettingsbron
• miltvuurbesmetting
• besmettingsgevaar
• besmettingsbacterie
• kruisbesmetting
• besmettingshaard
• besmettingspercentage

Apparentés étymologiques

• besmetten
• besmettelijk

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par :

• 99,7 % des Flamands,
• 99,1 % des Néerlandais.

Prononciation

• (Région à préciser) : écouter « besmetting [Prononciation ?] »