Néerlandais modifier

Étymologie modifier

→ voir catalogus

Verbe modifier

catalogiseren \Prononciation ?\ transitif

Présent Prétérit
ik catalogiseer catalogiseerde
jij catalogiseert
hij, zij, het catalogiseert
wij catalogiseren catalogiseerden
jullie catalogiseren
zij catalogiseren
u catalogiseert catalogiseerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben catalogiserend gecatalogiseerd
  1. Cataloguer, répertorier.

Synonymes modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 91,6 % des Flamands,
  • 96,3 % des Néerlandais.


Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]