Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Du français drainer.

Verbe modifier

draineren transitif

Présent Prétérit
ik draineer draineerde
jij draineert
hij, zij, het draineert
wij draineren draineerden
jullie draineren
zij draineren
u draineert draineerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben drainerend gedraineerd
  1. Drainer.

Anciennes orthographes modifier

Synonymes modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 95,7 % des Flamands,
  • 91,9 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]