Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Dérivé par préfixation de indelen .

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik herindeel herindeelde
jij herindeelt
hij, zij, het herindeelt
wij herindelen herindeelden
jullie herindelen
zij herindelen
u herindeelt herindeelde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben herindelend heringedeeld

herindelen \Prononciation ?\ transitif

  1. Procéder à une nouvelle répartition.
    • Een bedrijf herindelen.
      Restructurer une entreprise.
    • Het land herindelen in provincies.
      Procéder à une nouvelle division du pays en provinces.

Hyperonymes modifier

Vocabulaire apparenté par le sens modifier

Prononciation modifier

Prononciation manquante. (Ajouter)