Néerlandais modifier

Étymologie modifier

 Composé de hoofd et de stad, littéralement « tête de l’État »

Nom commun modifier

Nombre Singulier Pluriel
Nom hoofdstad hoofdsteden
Diminutif hoofdstadje hoofdstadjes

hoofdstad \ɦo:fd.stɑd\

  1. Capitale d’un pays.

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]