Espagnol modifier

Forme de verbe modifier

Voir la conjugaison du verbe relatar
Subjonctif Présent que (yo) relaten
que (tú) relaten
que (vos) relaten
que (él/ella/usted) relaten
que (nosotros-as) relaten
que (vosotros-as) relaten
que (os) relaten
(ellos-as/ustedes) relaten
Imparfait (en -ra) que (yo) relaten
que (tú) relaten
que (vos) relaten
que (él/ella/usted) relaten
que (nosotros-as) relaten
que (vosotros-as) relaten
que (os) relaten
(ellos-as/ustedes) relaten
Imparfait (en -se) que (yo) relaten
que (tú) relaten
que (vos) relaten
que (él/ella/usted) relaten
que (nosotros-as) relaten
que (vosotros-as) relaten
que (os) relaten
(ellos-as/ustedes) relaten
Futur que (yo) relaten
que (tú) relaten
que (vos) relaten
que (él/ella/usted) relaten
que (nosotros-as) relaten
que (vosotros-as) relaten
que (os) relaten
(ellos-as/ustedes) relaten
Impératif Présent (tú) relaten
(vos) relaten
(usted) relaten
(nosotros-as) relaten
(vosotros-as) relaten
(os) relaten
(ustedes) relaten

relaten \reˈla.ten\

  1. Troisième personne du pluriel du présent du subjonctif de relatar.
  2. Troisième personne du pluriel de l’impératif de relatar.

Prononciation modifier