Étymologie

modifier
Dérivé par préfixation de mijden de même sens.
Présent Prétérit
ik vermijd vermeed
jij vermijdt
hij, zij, het vermijdt
wij vermijden vermeden
jullie vermijden
zij vermijden
u vermijdt vermeed
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben vermijdend vermeden

vermijden \Prononciation ?\ transitif

  1. Éviter.

Prononciation

modifier