frijdag
Tussentaal modifier
Étymologie modifier
- Du néerlandais vrijdag, issu du moyen néerlandais vrīdach, vriendach, du vieux néerlandais *frīadag, du proto-germanique *Frijjōz dagaz, calque du latin dies Veneris.
Nom commun modifier
frijdag \Prononciation ?\ (pluriel : frijdags)
Références modifier
- Elien Lefevere, Tussentaal in de Vlaamse media: Een onderzoek naar het taalgebruik van televisiepresentatoren, Université de Gand, 2011, page 70