Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Dérivé de kosmonaut, avec le suffixe -e.

Nom commun modifier

Nombre Singulier Pluriel
Nom kosmonaute kosmonauten
Diminutif kosmonautje kosmonautjes

kosmonaut \ˌkɔs.moːˈnɑu̯t\ féminin (pour un homme, on dit : kosmonaut)

  1. Cosmonaute.
    • Rusland heeft voor het eerst in 17 jaar een kosmonaute de ruimte ingestuurd. — (Joris Truyts, « Voor het eerst een kosmonaute in het ISS », VRT Nieuws, 26 septembre 2014)
      La Russie a, pour la première fois en 17 ans, envoyé une femme cosmonaute dans l’espace.

Synonymes modifier

Références modifier

  • « kosmonaut » dans le Woordenlijst Nederlandse Taal de la Nederlandse Taalunie