Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de lawaai et de jus.

Nom commun modifier

lawaaijus \Prononciation ?\ masculin

  1. (Rare) Définition manquante ou à compléter. (Ajouter)
    • Ik griezel van de lawaaijus en de bus-peultjes en bij gebrek aan beter vreet ik mezelf op. — (Piet Bakker, Ciske groeit op, 2012)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
    • Velen die van de een op de andere dag leefden, sommigen als sjouwer bij het lossen en laden van de schepen aan de IJsel en anderen als arbeider in fabrieken en pakhuizen. Lange dagen makel en wat de dagelijkse kost betreft, brood met reuzel en aardappels met lawaaijus. — (« Freeken », dans De Noordenberger, no 5, novembre 1976)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)

Variantes orthographiques modifier

Synonymes modifier