moed
AfrikaansModifier
ÉtymologieModifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun Modifier
moed \Prononciation ?\
SynonymesModifier
NéerlandaisModifier
ÉtymologieModifier
Nom commun Modifier
moed \Prononciation ?\ masculin (Indénombrable)
- Courage.
- de moed niet laten zakken
- faire contre mauvaise fortune bon cœur
- het ontneemt mij de moed om
- cela m’enlève tout courage de
- moed vatten
- prendre courage
- (al zijn) moed verzamelen
- prendre son courage à deux mains
- moed tonen
- faire preuve de courage
- de moed opgeven, laten zakken, verliezen
- perdre courage
- de moed zonk hem in de schoenen
- il a perdu courage
- moed is een juist gemiddelde tussen vrees en stoutmoedigheid
- le courage est une juste moyenne entre la crainte et la hardiesse
- de moed niet laten zakken
SynonymesModifier
Taux de reconnaissanceModifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,4 % des Flamands,
- 98,9 % des Néerlandais.
PrononciationModifier
- (Région à préciser) : écouter « moed [Prononciation ?] »
RéférencesModifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]