Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik smijt smeet
jij smijt
hij, zij, het smijt
wij smijten smeten
jullie smijten
zij smijten
u smijt smeet
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben smijtend gesmeten

smijten \smɛj.tə:\

  1. Lancer (avec force).

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 97,6 % des Flamands,
  • 99,0 % des Néerlandais.


Prononciation modifier

  • (Région à préciser) : écouter « smijten [smɛj.tə:] »

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]