voogdij
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Nom commun modifier
voogdij \voːɣˈdɛi̯\ féminin
- Tutelle.
Raad van voogdij.
- Conseil de régence.
De voogdij aan iemand opdragen.
- Confier la tutelle à quelqu’un.
Onder voogdij plaatsen.
- Placer, mettre sous tutelle.
Van de voogdij ontslaan.
- Décharger de la tutelle.
Voogdij krachtens testament.
- Tutelle testamentaire.
- (Divorce) droit de garde
De voogdij aan de moeder toekennen.
- Conférer le droit de garde à la mère.
De voogdij hebben over een kind.
- Avoir le droit de garde sur un enfant.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « voogdij [Prononciation ?] »