zogenaamd
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Adjectif modifier
zogenaamd \Prononciation ?\
- (Sans péjoration) Dénommé, dit.
- Een onderneming is verplicht om één keer per jaar (het zogenaamde boekjaar) een rapport op te stellen.
- Une entreprise est obligée de dresser un rapport chaque année (dite année fiscale).
- Een onderneming is verplicht om één keer per jaar (het zogenaamde boekjaar) een rapport op te stellen.
- Prétendu, présumé, soi-disant.
- de zogenaamd goede christenen
- les soi-disant bons chrétiens
- zogenaamde kappers, nepnotarissen
- des prétendus coiffeurs, des soi-disant notaires
- met een zogenaamde "fietsborst"
- avec ce qu’on appelle une "poitrine de vélo".
- de zogenaamd goede christenen
Adverbe modifier
zogenaamd \Prononciation ?\
- Prétendument, censément.
- een vriend die Patrick zogenaamd de dag ervoor had uitgenodigd
- un ami que Patrick avait censément invité la veille.
- een vriend die Patrick zogenaamd de dag ervoor had uitgenodigd
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « zogenaamd [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]