Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de la préposition aan, du déverbal hang et du substantif wagen.

Nom commun modifier

Nombre Singulier Pluriel
Nom aanhangwagen aanhangwagens
Diminutif aanhangwagentje aanhangwagentjes

aanhangwagen \Prononciation ?\ masculin

  1. Remorque.
    • getrokken aanhangwagen : remorque traînée.
    • halfgedragen aanhangwagen : remorque semi-portée.
    • aanhangwagen met gesloten koetswerk : remorque à carrosserie fermée.
    • aanhangwagen met kapbogen en huif : remorque avec arceaux et bâches.
    • aanhangwagen met plat dek en kratborden : remorque avec plate-forme à ridelles.
    • aanhangwagen met verlaagd dek : remorque à roues surbaissées.

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,1 % des Flamands,
  • 98,7 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]