Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de oor (« oreille »), et dop (« bouchon »).

Nom commun modifier

Nombre Singulier Pluriel
Nom oordop
\ˈoːr.dɔp\
oordoppen
\ˈoːr.dɔpəⁿ\
Diminutif oordopje
\oːr.ˈdɔ.pjə\
oordopjes
\oːr.ˈdɔ.pjəs\

oordop \ˈoːr.dɔp\

  1. Protection auditive, boule Quies.
    • Precies één jaar geleden kwam ik aan op JFK met twee valiezen, een paar oordoppen en heel veel goesting in Het Grote Avontuur. — Il y a exactement un an je suis arrivé à JFK avec deux valises, une paire de boules Quies et plein de désir pour la Grande Aventure. — (Geertrui Jacobs, « 1 jaar », Trui goes NYC, <truigoesnyc.com>, 1er mai 2011)

Synonymes modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,7 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]