plezierig
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Adjectif modifier
plezierig \Prononciation ?\
- Agréable, amusant.
- een plezierige dag
- une journée agréable
- een plezierige man
- un homme sympathique
- een plezierige tijding
- une bonne nouvelle
- ik vind het erg plezierig dat zij mij is komen opzoeken
- sa visite m’a fait grand plaisir
- dat is niet zo plezierig
- cela n’est pas très drôle
- het is plezierig om op het platteland te leven
- il fait bon vivre à la campagne
- een plezierige dag
Adverbe modifier
plezierig \Prononciation ?\
- Agréablement.
- we hebben plezierig gepraat
- nous avons agréablement parlé
- we hebben plezierig gepraat
Synonymes modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,8 % des Flamands,
- 99,1 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- (Région à préciser) : écouter « plezierig [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]