schrijven
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Verbe modifier
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | schrijf | schreef |
jij | schrijft | |
hij, zij, het | schrijft | |
wij | schrijven | schreven |
jullie | schrijven | |
zij | schrijven | |
u | schrijft | schreef |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | schrijvend | geschreven |
schrijven \sχɾɛj.vǝː\ transitif/intransitif
- Écrire.
het schrijven
- l’écriture ; le courrier, la lettre
Dérivés modifier
Apparentés étymologiques modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,2 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- Pays-Bas : écouter « schrijven [sχrɛj.fǝⁿː] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « schrijven [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]