Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de belang et de stellen.

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik stel belang stelde belang
jij stelt belang
hij, zij, het stelt belang
wij stellen belang stelden belang
jullie stellen belang
zij stellen belang
u stelt belang stelde belang
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben belangstellend belanggesteld

belangstellen \Prononciation ?\ transitif

  1. S’intéresser à.
    • In iemand, in iets belangstellen.
      S’intéresser à quelqu’un, à quelque chose.

Synonymes modifier

Prononciation modifier