Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Participe présent de verschillen.

Adjectif modifier

Forme Positif Comparatif Superlatif
Forme indéclinée verschillend verschillender verschillendst
Forme déclinée verschillende verschillendere verschillendste  
Forme partitive verschillends verschillenders

verschillend \vǝɾ.sχɪ.lǝnd\

  1. Différent.
    • Dieren van verschillend ras.
      Des animaux de race differente.
  2. Divers.
    • Verschillende personen lieten verstek gaan.
      Plusieurs personnes firent déféction.
  3. Variable.
    • Dat is erg verschillend
      Cela varie (beaucoup).

Adverbe modifier

verschillend \Prononciation ?\

  1. Définition manquante ou à compléter. (Ajouter)
    • Sommen verschillend oplossen.
      Résoudre des problèmes de diverses manières.
    • Hierover wordt verschillend gedacht.
      Les avis sont partagés sur ce point.

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]