vliegtuig
Afrikaans modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun modifier
vliegtuig \Prononciation ?\
Prononciation modifier
- Afrique du Sud : écouter « vliegtuig [Prononciation ?] »
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Composé de vliegen « voler » et de tuig « engin ». Formé d’après le modèle rijtuig « voiture » et voertuig « véhicule ».
Nom commun modifier
| Nombre | Singulier | Pluriel |
|---|---|---|
| Nom | vliegtuig | vliegtuigen |
| Diminutif | vliegtuigje | vliegtuigjes |
vliegtuig \vli:ɣ.tʌjɣ\ neutre
- Avion.
Vliegtuigjes vouwen.
- Faire des avions en papier.
Per vliegtuig
- Par avion, par voie aérienne, par air.
Intercontinentaal vliegtuig
- Long-courrier, (pluriel) long-courriers.
Onbemand vliegtuig.
- Avion téléguidé.
Reist u vaak per vliegtuig?
- Voyagez-vous souvent en avion ?
Synonymes modifier
Dérivés modifier
- chartervliegtuig
- motorvliegtuig
- passagiersvliegtuig
- sleepvliegtuig
- snuffelvliegtuig
- sportvliegtuig
- vliegtuigongeluk
- vrachtvliegtuig
- watervliegtuig
- zweefvliegtuig
Vocabulaire apparenté par le sens modifier
Hyperonymes modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,6 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Pays-Bas du Nord) : \ˈvliχtœʏχ\
- (Flandres, Brabant, Limbourg) : \ˈvlixtœːx\
- Pays-Bas : écouter « vliegtuig [vliːɣ.tʌjɣ] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « vliegtuig [Prononciation ?] »
Voir aussi modifier
- vliegtuig sur l’encyclopédie Wikipédia (en néerlandais)
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]