stationeren
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Du français stationner.
Verbe modifier
stationeren \Prononciation ?\ intransitif ou transitif
- Stationner, être en stationnement
- Poster.
- (Militaire) waar bent u gestationeerd?
- où êtes-vous en poste ?
- (Militaire) waar bent u gestationeerd?
- Parquer.
autobussen stationeren
- parquer des autobus
Synonymes modifier
- stationner
- poster
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 96,2 % des Flamands,
- 98,1 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « stationeren [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]